Wil je ADHD volgens de NHG stevig en toch persoonlijk aanpakken in je huisartsenpraktijk? Je leest hoe je van signaleren naar onderbouwde diagnostiek (DSM-5, heteroanamnese, comorbiditeit) gaat, welke niet-medicamenteuze stappen werken, en wanneer en hoe je medicatie veilig inzet en monitort. Met extra aandacht voor volwassenen (werk, relaties, middelengebruik, zwangerschap), slimme samenwerking met POH-GGZ/GGZ en praktische tools zoals ASRS, DIVA-5 en eHealth.
ADHD NHG: wat betekent het voor je zorg in de huisartsenpraktijk
De NHG-aanpak voor ADHD geeft je houvast om gestructureerd te werken vanaf het eerste vermoeden tot langdurige follow-up. Je start met het herkennen van signalen bij kinderen én volwassenen, vraagt gericht door naar kernsymptomen en beperkingen in meerdere levensdomeinen, en verzamelt informatie van school, werk of naasten. Vervolgens toets je aan DSM-5-criteria, screen je op comorbiditeit zoals angst, depressie, tics, ASS of middelengebruik en sluit je somatische oorzaken uit. Samen beslissen staat centraal: je bespreekt wat voor jou het belangrijkste is en wat haalbaar voelt. Niet-medicamenteus zet je in op psycho-educatie, structuur in dagindeling, slaaphygiëne, coaching en cognitieve gedragstherapie; bij volwassenen (nhg adhd volwassenen) kijk je extra naar werk, studie, relaties en rijveiligheid.
Als medicatie passend is, kies je doorgaans voor methylfenidaat als eerste stap, met aandacht voor contra-indicaties, bloeddruk en hartslag, en monitor je effect, bijwerkingen, eetlust en slaap. Je bewaakt misbruik- en afbouwrisico’s, en beoordeelt periodiek of doorgaan nog zinvol is. De POH-GGZ helpt bij signalering, begeleiding en eHealth, terwijl je bij complexe problematiek of onvoldoende respons verwijst naar basis- of specialistische GGZ. Praktische afspraken over controles, school- of werkgeversafstemming en duidelijke taakverdeling in de keten maken je zorg voorspelbaar, persoonlijk en veilig. Zo vertaal je adhd nhg naar dagelijkse praktijk die werkt.
Wanneer denk je aan ADHD bij kinderen en volwassenen
Je denkt aan ADHD als er hardnekkige onoplettendheid, hyperactiviteit of impulsiviteit speelt die op meerdere levensdomeinen terugkomt en duidelijk belemmert. Bij kinderen gaat het vaak om druk en onrustig gedrag, moeite met stilzitten, taken afmaken en luisteren in de klas, met slordigheidsfouten en vergeetachtigheid. Bij volwassenen zie je eerder innerlijke onrust, chaotische planning, uitstelgedrag, deadlines missen, impulsieve beslissingen, financiële of verkeersproblemen en spanningen in relaties of op werk.
Klachten beginnen meestal in de kindertijd, maar worden bij nhg adhd volwassenen soms pas later herkend; bij vrouwen overheerst vaak onoplettendheid. Let op familieanamnese en comorbiditeit zoals angst, depressie, middelengebruik, slaapproblemen, ASS of tics. Sluit alternatieven uit, zoals stress, burn-out, slaaptekort of somatische oorzaken. Heteroanamnese van ouders, partner, school of werkgever helpt om het patroon en de impact breder te zien.
Rol van huisarts, POH-GGZ en samenwerking met GGZ
Als huisarts voer je de regie: je herkent signalen, verzamelt heteroanamnese, sluit somatische oorzaken uit en bespreekt verwachtingen en doelen. De POH-GGZ ondersteunt je met psycho-educatie, zelfmanagement, structuur en slaaphygiëne, zet eHealth en vragenlijsten in, en monitort functioneren en comorbiditeit. De GGZ pakt uitgebreide diagnostiek en complexe casuïstiek op, biedt CGT en vaardigheidstraining, en start of titreren medicatie zoals methylfenidaat met duidelijke terugkoppeling.
In shared care maak je heldere taakafspraken: wie bewaakt bloeddruk, pols en gewicht, wie volgt bijwerkingen en middelengebruik, en wanneer verwijs je op of af. Je stemt af met school, werkgever en eventueel bedrijfsarts, met extra aandacht voor werk, studie, relaties en zwangerschap bij nhg adhd volwassenen. Korte lijnen en vaste contactpersonen maken je zorg veilig, samenhangend en voorspelbaar.
[TIP] Tip: Gebruik NHG ADHD zorgpad; plan vaste medicatiecontroles en meet bloeddruk/gewicht.
Diagnostiek volgens NHG
Volgens de NHG bouw je de diagnostiek van ADHD stapsgewijs op: je start met een gerichte anamnese naar kernsymptomen (onoplettendheid, hyperactiviteit, impulsiviteit), de start in de kindertijd, de duur en vooral de zichtbare beperkingen in meerdere levensdomeinen zoals thuis, school of werk. Je verzamelt heteroanamnese van ouders, partner, school of werkgever en checkt rapportages of beoordelingen om het patroon te onderbouwen. Vragenlijsten en gestructureerde interviews (bijvoorbeeld DIVA-5 bij volwassenen) gebruik je ondersteunend, nooit als losstaande diagnose. Je screent actief op comorbiditeit zoals angst, depressie, ASS, tics, middelengebruik en slaapproblemen, en sluit alternatieve verklaringen uit, zoals stress, burn-out, leerproblemen, gehoor- of visusstoornissen en somatische oorzaken.
Lichamelijk onderzoek en een korte somatische screening helpen je om differentiaaldiagnoses te verkleinen. Bij nhg adhd volwassenen let je extra op late herkenning, maskeren van klachten en functioneren op werk en in relaties. Samen bepaal je of diagnostiek in de huisartsenpraktijk haalbaar is met ondersteuning van de POH-GGZ, of dat verwijzen naar basis- of specialistische GGZ passend is bij complexiteit, forse lijdensdruk of onduidelijk beeld. Diagnostiek op basis van medicatierespons vermijd je.
Anamnese en heteroanamnese (DSM-5-criteria)
Richt de anamnese en heteroanamnese volgens NHG en DSM-5 op kernsymptomen, beginleeftijd, duur, contexten en de mate van beperkingen. Werk met concrete voorbeelden om ernst en impact goed te duiden.
- Toets systematisch de DSM-5-criteria: breng onoplettendheid en/of hyperactiviteit-impulsiviteit in kaart, verifieer start vóór het 12e jaar, aanhouden 6 maanden, aanwezigheid in meerdere settings (thuis, school, werk) en klinisch significante beperkingen; vraag door op voorbeelden, frequentie en impact op leren, functioneren en relaties, en noteer ontwikkelingsverloop, schoolloopbaan, slaap, stemming, middelengebruik en stressoren.
- Verzamel een heteroanamnese ter objectivering: betrek ouders, partner, leerkracht of werkgever; vraag om observaties, schoolrapporten en beoordelingen; zoek naar een consistent patroon over tijd en contexten en leg beschermende en belastende factoren vast.
- Gebruik gestructureerde instrumenten ter ondersteuning (bijv. DIVA-5 bij volwassenen), nooit als losstaande diagnose; documenteer bevindingen helder en bepaal op basis hiervan vervolgstappen en eventuele verwijzing.
Zo ontstaat een betrouwbaar klinisch beeld dat past binnen de NHG-richtlijn. Het vormt de basis voor differentiaaldiagnostiek en de verdere behandeling en begeleiding.
Uitsluiten van andere oorzaken en comorbiditeit
Bij vermoeden van ADHD check je eerst of klachten beter verklaard worden door andere factoren. Vraag door naar slaapkwaliteit (slaaptekort of slaapapneu), stress en overbelasting, trauma, middelengebruik en bijwerkingen van medicatie of cafeïne. Doe een korte somatische screening en denk aan schildklierstoornissen, anemie, gehoor- of visusproblemen en epilepsie. Screen tegelijk op comorbiditeit: angst- en stemmingsstoornissen, ASS, tics/Tourette, oppositioneel-opstandige gedragsstoornis, gedragsstoornis, leerstoornissen (dyslexie/dyscalculie), verslaving en slaapproblemen.
Bij volwassenen let je extra op burn-out, depressie, bipolaire stoornis en persoonlijkheidsproblematiek. Vraag naar het beloop sinds de kindertijd en functioneren in meerdere contexten; een late start zonder jeugdsignalen wijst eerder op een alternatieve verklaring. Gebruik vragenlijsten ondersteunend en stem zo nodig af met school of werkgever om de impact en consistentie goed te wegen.
Wanneer en hoe je verwijst naar basis- of specialistische GGZ
Je verwijst naar de basis GGZ als de diagnose redelijk duidelijk is, de lijdensdruk mild tot matig is en er geen ingewikkelde comorbiditeit speelt; de behandeling kan dan bestaan uit psycho-educatie en CGT met eventuele medicatie in shared care. Je kiest voor de specialistische GGZ bij diagnostische twijfel, ernstige of meerdere comorbide stoornissen (bijvoorbeeld ASS, bipolaire stoornis, verslaving), hoge risico’s, forse beperkingen of uitblijven van effect. Bij kinderen verwijs je naar de jeugd-GGZ; bij nhg adhd volwassenen kan verslavingszorg nodig zijn bij middelengebruik.
Verwijzen doe je met een scherpe vraagstelling en een complete samenvatting: kernsymptomen en duur, functioneren in meerdere domeinen, heteroanamnese, uitslagen van vragenlijsten zoals DIVA-5, somatische screening, medicatiehistorie en risico-inschatting. Maak afspraken over terugkoppeling, taakverdeling en wie controles en medicatiemonitoring bewaakt, zodat de zorg aansluitend en veilig blijft.
[TIP] Tip: Vraag heteroanamnese; schoolinformatie; gebruik ASRS/SDQ; screen op comorbiditeit en middelengebruik.
Behandeling en begeleiding
In de NHG-aanpak voor ADHD combineer je niet-medicamenteuze interventies met medicatie waar nodig, steeds op basis van samen beslissen en heldere doelen. Je start met psycho-educatie, structuur in dagindeling, planning en prioriteren, slaaphygiëne, leefstijl (beweging, schermtijd, koffie/alcohol) en, bij kinderen, ouderbegeleiding en afspraken met school over ondersteuning. Bij volwassenen zet je coaching en cognitieve gedragstherapie in om aandacht, impulscontrole en emotieregulatie te trainen; bij nhg adhd volwassenen kijk je extra naar werk, studie, relaties, rijveiligheid en middelengebruik. Als medicatie passend is, kies je meestal methylfenidaat als eerste stap, met alternatieven zoals lisdexamfetamine of atomoxetine bij onvoldoende effect of bijwerkingen; bij kinderen kan guanfacine een optie zijn.
Je titrert zorgvuldig en monitort effect en veiligheid: bloeddruk, pols, gewicht, eetlust, slaap, stemming en eventuele tics, en je weegt misbruik- of afhankelijkheidsrisico mee. Met de POH-GGZ organiseer je begeleiding, eHealth en terugvalpreventie; de GGZ levert CGT of vaardigheidstraining bij complexere problemen. Je evalueert periodiek, stelt bij, probeert waar mogelijk af te bouwen en legt afspraken vast over controles, medicatieverstrekking en afstemming met school, werkgever en bedrijfsarts, zodat adhd nhg in jouw praktijk concreet en veilig landt.
Niet-medicamenteuze interventies: psycho-educatie, structuur, CGT en coaching
Niet-medicamenteus leg je met psycho-educatie eerst de basis: je geeft heldere uitleg over wat ADHD is, welke patronen erbij horen en hoe je prikkels, aandacht en impulsiviteit beter kunt sturen. Daarna bouw je aan structuur met vaste routines, een eenvoudige dagplanning, timeboxing, reminders en prikkelarme werkplekken, zodat je minder tijd en energie verliest. Met cognitieve gedragstherapie werk je aan denkpatronen, uitstelgedrag, emotieregulatie en probleemoplossende vaardigheden, altijd vertaald naar concrete doelen op school, werk of thuis.
Coaching vult dit aan met praktisch oefenen, feedback en accountability: je test tools, borgt gewoontes en schaalt bij als iets niet werkt. Bij kinderen betrek je ouders en school; bij volwassenen stem je af met werkgever of studiebegeleiding. Zo maak je nhg adhd tastbaar zonder meteen naar medicatie te grijpen.
Medicatie: keuze, starten, monitoring en veiligheid
Onderstaande vergelijking helpt bij het kiezen en veilig starten van ADHD-medicatie volgens NHG-kaders: wat eerstekeus is, hoe je opbouwt, wat je monitort en welke veiligheidschecks nodig zijn in de huisartsenpraktijk (vaak in shared care met de GGZ).
| Middel | NHG-positie en indicaties | Start & titratie (praktisch) | Monitoring & veiligheid |
|---|---|---|---|
| Methylfenidaat (kort/langwerkend) | Eerste keus bij kinderen en volwassenen; langwerkend vaak voorkeur (therapietrouw, minder rebound). Start/initiële titratie doorgaans in de GGZ; huisarts kan vervolgen in shared care. | Start laag en geleidelijk ophogen tot klinisch effect of bijwerkingen; voor titratie vaak kortwerkend, daarna eventueel switch naar langwerkend. Evalueer effect met klachten- en functiematen. | Voor start: anamnese op hartziekten/familiaire plotse dood, middelengebruik; meet BD/Pols, gewicht (en lengte bij kinderen). Controleer na dosiswijziging en periodiek (3-6 mnd) BD/Pols, gewicht/eetlust, slaap/stemming. Geen routine-ECG, wel bij cardiale voorgeschiedenis/symptomen. Let op misbruik/diversie; overweeg jaarlijkse stopproef/herbeoordeling. |
| Lisdexamfetamine / Dexamfetamine | Tweede keus bij onvoldoende effect of intolerantie voor methylfenidaat. Lisdexamfetamine (langwerkend) heeft voorspelbaar profiel; dexamfetamine (kortwerkend) vooral voor nauwkeurige titratie. | Start laag, langzaam ophogen; lisdexamfetamine 1×/dag handig voor werk/school. Beoordeel duidelijke doelgedragingen en bijwerkingen (insomnie, verminderde eetlust) bij elke stap. | Monitor BD/Pols, gewicht, stemming/angst en tics. Zelfde cardiovasculaire voorzorg als bij methylfenidaat; MAO-remmers gecontra-indiceerd. Misbruikrisico aanwezig; spreek af over veilig gebruik en opslag. Pas op bij slaapproblemen en angstverergering. |
| Atomoxetine (niet-stimulans) | Alternatief bij contra-indicaties voor stimulantia, bij verhoogd misbruikrisico of bij prominente angst/tics. Geschikt wanneer een daglange dekking zonder rebound gewenst is. | Opbouwen naar doeldosering; effect treedt na 2-6 weken op (niet “zo nodig”). Evalueer na 6-8 weken of doorzetten zinvol is. | Monitor BD/Pols, gewicht/eetlust; let op leverklachten (zeldzaam) en stemmingsverandering/suïcidaliteit (vooral jeugd). Interacties via CYP2D6 (bijv. fluoxetine/paroxetine). Geen misbruikpotentieel; afbouwen geleidelijk bij stoppen. |
| Guanfacine (XR, 2-agonist) | Optie (veelal door specialist) bij kinderen/adolescenten, vooral bij hyperactiviteit/impulsiviteit, insomnie of tics; monotherapie of add-on. | Langzaam op- en afbouwen; 1×/dag dosering. Instrueer over sedatie in de opstartfase en voorzichtigheid met autorijden/fietsen in verkeer. | Monitor BD/Pols (risico op hypotensie/bradycardie), sedatie, gewicht. Niet abrupt staken (rebound-hypertensie). Let op interacties met CYP3A4-remmers/inductoren. |
Kern: volgens NHG is methylfenidaat de eerstekeus; start laag, titreeer op effect, monitor BD/pols, gewicht (en groei bij kinderen) en stemmingsbijwerkingen, en weeg cardiovasculaire risico’s en misbruik mee. Kies bij contra-indicaties of misbruikrisico voor niet-stimulantia en organiseer follow-up en shared care strak en voorspelbaar.
Je kiest doorgaans voor methylfenidaat als eerste stap en titrert in kleine stappen tot er duidelijk effect is met acceptabele bijwerkingen; bij onvoldoende respons of tolerantie overweeg je lisdexamfetamine of atomoxetine, en bij kinderen kan guanfacine een optie zijn. Voor je start neem je een gerichte cardiovasculaire anamnese (eigen en familie), check je middelengebruik en zwangerschap, en meet je bloeddruk, pols, gewicht en lengte. Tijdens de opbouw evalueer je wekelijks functioneren en doelen, let je op eetlust, gewicht, slaap, stemming, tics en hoofdpijn, en houd je bloeddruk en pols in de gaten.
Je bespreekt misbruik- en doorschuifrisico’s, maakt heldere afspraken over herhaalrecepten en bewaak je voorraad. Bij bijwerkingen of twijfel stap je over, verlaag je de dosis of plan je een proefstop; minstens jaarlijks weeg je doorbehandelen tegen afbouwen af. Bij cardiale klachten of complexe comorbiditeit overleg je laagdrempelig met de GGZ of verwijst je.
NHG ADHD volwassenen: werk, studie, relaties, middelengebruik en zwangerschap
Bij nhg adhd volwassenen kijk je breder dan symptoomreductie: hoe functioneer je op werk en in studie? Samen regel je praktische aanpassingen (duidelijke taken, prikkelarme werkplek, timeboxing) en stem je af met werkgever/bedrijfsarts of studiebegeleiding. In relaties werk je aan communicatie, verwachtingsmanagement en structuur thuis; betrek partner waar passend. Screen systematisch op middelengebruik (alcohol, cannabis, stimulanten) en pak dit eerst aan bij risicogebruik, zo nodig met verslavingszorg.
Rond zwangerschap en kinderwens bespreek je vroeg de balans tussen klachten en medicatie: niet-medicamenteus eerst, eventueel doorgaan op de laagst werkzame dosis met zorgvuldige monitoring, of tijdelijk afbouwen als dat haalbaar is. Maak afspraken over foliumzuur, borstvoeding en follow-up, en leg alles vast in een gezamenlijk plan.
[TIP] Tip: Start met psycho-educatie, structuur, school/werkafspraken; monitor effect en bijwerkingen periodiek.
Follow-up en praktijkorganisatie
Goede follow-up bij ADHD regel je met vaste contactmomenten, duidelijke taakverdeling en slimme routines in je praktijk. Je spreekt een controlefrequentie af die past bij de fase: kort op de bal tijdens diagnostiek en opbouw van behandeling, daarna periodiek evalueren van doelen, functioneren en bijwerkingen. Je monitort systematisch bloeddruk, pols, gewicht en slaap; bij kinderen let je ook op lengte en groei. Met de POH-GGZ organiseer je psycho-educatie, vragenlijsten en eHealth, en borg je voortgang met herinneringen en korte check-ins. Leg afspraken vast over herhaalrecepten, safe prescribing en signalen van misbruik of doorschuiven, en hou een laagdrempelige route voor snelle bijstelling of proefstop.
Je stemt af met school, werkgever en bedrijfsarts waar dat helpt, met aandacht voor privacy en toestemming, en je zorgt voor soepele overgangen tussen jeugd- en volwassenenzorg of tussen huisartsenpraktijk en GGZ in shared care. Maak heldere protocollen voor vakantieperiodes, vervanging en medicatiebewaking, en werk met sjablonen voor brieven en evaluaties zodat iedereen hetzelfde doet. Door doelen regelmatig te herijken, successen te borgen en tijdig op- of af te schalen, blijft je zorg volgens adhd nhg voorspelbaar, persoonlijk en veilig, en geef je jezelf en je patiënt grip op de lange termijn.
Samen beslissen en behandel- en leefstijldoelen
Volgens de NHG staat samen beslissen centraal: je verkent wat voor jou het belangrijkste is, wat haalbaar voelt en welke trade-offs je accepteert. Je zet doelen die concreet en meetbaar zijn, zoals minder te laat komen, taken afronden, beter slapen of minder ruzie thuis, en je kiest interventies die daarbij passen: psycho-educatie, structuur, CGT, coaching en, als het past, medicatie. Je weegt effect, bijwerkingen en gemak van innemen mee, net als voorkeuren rond bijvoorbeeld stimulerende middelen en zwangerschap.
Leefstijldoelen koppel je aan dagelijkse routines: vaste bedtijden, beweging, prikkelmanagement, scherm- en cafeïnegebruik. Je legt afspraken vast, plant evaluatiemomenten en betrekt waar zinvol partner, school of werkgever met jouw toestemming. Zo houd je focus, motivatie en veiligheid op koers.
Controle, evaluatie en bijstellen (opschalen of afbouwen)
Je plant controles op maat: vaker tijdens opbouw, daarna periodiek om doelen, functioneren en veiligheid te checken. Je evalueert samen of interventies uitpakken zoals verwacht, met aandacht voor school/werk, relaties, slaap en bijwerkingen; gebruik zo nodig korte vragenlijsten en input van ouders, partner of werkgever. Bij onvoldoende effect schaal je op: aanscherpen van structuur, intensiveren van CGT/coaching, dosis aanpassen of switchen van medicatie, en bij complexiteit overleg of verwijs je naar GGZ.
Bij stabiliteit en goede coping kijk je naar afbouwen: lagere dosis, minder frequent innemen of een proefstop met duidelijke monitoring. Je bewaakt bloeddruk, pols, gewicht en middelengebruik, legt afspraken vast en herijkt minstens jaarlijks of doorgaan volgens nhg adhd nog meerwaarde heeft.
Praktische tools: vragenlijsten, ehealth en afstemming met school, werkgever en bedrijfsarts
Je gebruikt praktische tools om overzicht en continuïteit te houden. Vragenlijsten zoals ASRS of DIVA-5 bij volwassenen en bijvoorbeeld SDQ bij kinderen helpen je signalen te ordenen en voortgang te volgen, als ondersteuning en niet als losse diagnose. Met eHealth bied je psycho-educatie, planningstools, herinneringen en korte CGT-modules, en laat je via beveiligde berichten of check-ins snel bijsturen op doelen, bijwerkingen en slaap.
Je stemt af met school, werkgever en bedrijfsarts zodra dat meerwaarde heeft, altijd met jouw toestemming en gerichte vragen over taken, prikkels en haalbare aanpassingen. Werk met sjablonen voor terugkoppeling, meet steeds dezelfde uitkomstmaten en leg afspraken vast, zodat iedereen dezelfde taal spreekt en je zorg volgens nhg adhd strak en persoonlijk blijft.
Veelgestelde vragen over nhg adhd
Wat is het belangrijkste om te weten over nhg adhd?
De NHG-standaard ADHD geeft huisartsen houvast voor signalering, diagnostiek (DSM-5 met heteroanamnese), uitsluiten van andere oorzaken, keuze voor niet-medicamenteuze interventies en medicatie, samenwerking met (specialistische) GGZ, en langdurige follow-up inclusief werk, studie en zwangerschap.
Hoe begin je het beste met nhg adhd?
Start met signalen en functioneren verkennen, DSM-5-criteria systematisch uitvragen plus heteroanamnese, vragenlijsten inzetten, comorbiditeit en middelengebruik screenen, andere oorzaken uitsluiten, psycho-educatie en structuur adviseren, samen beslissen over verwijzing, inzet POH-GGZ en monitoring.
Wat zijn veelgemaakte fouten bij nhg adhd?
Te snel diagnosticeren zonder heteroanamnese of volledige DSM-5-check, comorbiditeit en alternatieve verklaringen negeren, alleen medicatie geven zonder psycho-educatie/CGT, onvoldoende veiligheidsmonitoring en follow-up, én te weinig afstemming met school/werk/bedrijfsarts, middelengebruik en zwangerschap niet expliciet bespreken.